dribbelen werkw. Uitspraak: [ ˈdrɪbələ(n) ] Afbreekpatroon: drib·be·len Vervoegingen: dribbelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedribbeld (volt.deelw.) met kleine pasjes lopen Voorbeelden: 'De kleuter dribbelt de kamer door.' , 'Dribbelen is een tactiek in het voetbalspel.' Synoniemen: draven 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/dribbelen