dumpen werkw. Uitspraak: [ ˈdʏmpə(n) ] Afbreekpatroon: dum·pen Vervoegingen: dumpte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedumpt (volt.deelw.) iets weggooien zodat je er zelf geen last meer van hebt Voorbeelden: 'radioactief afval dumpen' , 'je vriendje dumpen als je op hem uitgekeken bent' Zie ook: dump 
1) Achterlaten 2) Onder de marktprijs verkopen 3) Iemand in de steek laten 4) Als afval storten 5) Neerwerpen 6) Storten 7) Verramsjen 8) Lozen 
onder de markt verkopen, storten
(1) Het onder de kostprijs verkopen van producten. (2) In het buitenland verkopen van producten beneden de in het binnenland geldende prijs, waardoor organisaties in het buitenland mogelijk worden benadeeld.
Verkopen van een te veel aan spullen onder de normale prijs
•(in grote hoeveelheden) onder de gangbare prijs verkopen. •storten, lozen, wegwerpen. •(m.b.t. een persoon) zich ontdoen van. •(m.b.t. een geliefde) afdanken, de bons geven, het uitmaken met.
onder de markt verkopen, storten
Dumpen is achterlaten om iets kwijt te willen. [basiswoordenlijst groep 6]
Engels woord in de binnenvaart gebruikt voor het lossen van massagoed; vooral gebruikt in het baggerwerk .