het gat, het achterste van een eend; (fig.) gezegd van iemand die een waggelende gang heeft - Voorbeeld: ‘De oudste dochter was een gestuikte hukspende, met zwabbelende gang en daarom heette zij “het eendengat”’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0008.php