emigreren werkw. Uitspraak: [ emiˈxrerə(n) ] Afbreekpatroon: emi·gre·ren Vervoegingen: emigreerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is geëmigreerd (volt.deelw.) je eigen land verlaten om in een ander land te gaan wonen Antoniem: immigreren Synoniemen: landverhuizen uittrekken uitwijken Gevonden op https://woorden.org/woord/emigreren
Vrijwillig uit het geboorteland vertrekken, vooral bij het niet langer erkennen van dat land of zijn regering. Categorie: Functionele activiteiten > emigratie. Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10491