de fietser zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: fiet·ser Verbuigingen: fietsers (meerv.) Verbuigingen: fietsertje (verkleinwoord) iemand die met een fiets rijdt Voorbeeld: 'Fietsers lopen groot gevaar als ze in de "dode hoek" van een vrachtwagen fietsen.' . Synoniemen: pedaalridder weggebruiker wielrij 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/fietser
iemand die zich op de fiets in het verkeer begeeft; iemand die fietsend aan het verkeer deelneemt; verkeersdeelnemer op de fiets; iemand die fietst Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/fietser