de foelie zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'fuli ] Afbreekpatroon: foe·lie vlies om de muskaatnoot dat als specerij wordt gebruikt Voorbeeld: 'Foelie combineert goed met laurier, peterselie en tijm.' 8 definities...
1) Bast van de muskaatnoot 2) Bladgoud 3) Bladmetaal 4) Bladtin 5) Bladtin bij spiegels 6) Dun bladmetaal 7) Dun bladtin 8) Gedroogde zaadmantel van de nootmuskaat 9) Geurig kruid 10) Geurige kruiderij 11) Kerfstok 12) Keukenkruid 13) Kruid 14) Kruiderij 15) Macis 16) Omhulsel van de muskaatnoot 17) Specerij 1) Bladgoud 2) Bladtin 3) Bladzilver 4) Kruiderij 5) Macis 6) Muskaat 7) Specerij 8) Zilverpapier 
zaadrok van de muskaatnoot; na droging in de zon krijgt ze een licht bruin-gele kleur.
Let op: Spelling van 1858 verfoeliesel, van eenen spiegel, onder een edelgesteente enz
omhulsel van de muskaatnoot (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) kerfstok
zaadmantel van de muskaatnoot
bladmetaal - Jaar van herkomst: 1400-1434 (MNW )
Uit `De lagere vaktalen: Taal der Loodgieters, zinkbewerkers en gasfitters` 1914 zeer dun geslagen metaal.
foelie, omhulsel van de nootmuskaat, Myristica fragrans.
[Bargoens, boeventaal] kerfstok. Je hebt veel op je foelie.
Zeer dun bladmetaal dat voornamelijk wordt gebruikt om te verpakken en te isoleren, en voor elektronische apparaten; wordt tevens gebruikt als een behandeling voor het versieren van oppervlakken