freaken werkw. Afbreekpatroon: 'frea - ken Herkomst: «Engels Vervoegingen: freakte (verl.tijd ) Vervoegingen: gefreakt (volt.deelw.) drugs gebruiken, uit je dak gaan Voorbeeld: 'freaken tijdens een houseparty' Zie ook: freak 
1) Zich ongeremd uitleven 2) Wild worden 
[slang] baksen; boelen; bonen; choppen; freaken; klari; palen; prikken; ruff ryden; skatten; skaufen; staven; zesentwintig G = neuken