gerommel (van de donder), gestommel, gerommel, dof rumoer - Voorbeeld: ‘De regen viel nu in rechte striemen gezapig neêr; 't gedommel verflauwde en 't geluchte brak open’ - Voorbeeld: ‘(De wind) huppelde voort in watersprongen met bezijdse keerwervels; voort met grof donderend gedommel en weg al knorrend en zuchtend’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0010.php