[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] bereider van parfumerieën; iron. iemand, die nachtwerk doet bij een geheim gemak; voorts: bluffer, modegek, naar de gewoonte der laatsten om veel reukwerk te gebruiken. Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0011.php
Spreekwoorden: (1914) Een geurmaker, d.w.z. iemand die graag geurt, pronkt met iets of iemand, een geurlat (Amsterdamsch2)); of geurpijp (in Zondagsblad van Het Volk, 6 Juni 1914 p. 1 k. 3); in Deventer een teunbaas (van toonen). Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778