goddelijke lach; blijheid, pracht. - Voorbeeld: ‘Ze zagen immers hoe hunne meesteres (...) uitstaren bleef in de wijde verte, waar de zonneschijn als een godenlach spreidde over hillen en velden’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0010.php