handelen werkw. Uitspraak: [ ˈhɑndələ(n) ] Afbreekpatroon: han·de·len Vervoegingen: handelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehandeld (volt.deelw.) 1) kopen en verkopen Voorbeeld: 'Hij handelt in oud ijzer.' Synoniem: handel (1) drijven 2) in actie komen Voorbeelden: 'snel handelen als iemand een harta...
1) Actief zijn 2) Ageren 3) Askelen (volkstaal) 4) Dealen 5) Dingen 6) Doen 7) Een daad verrichten 8) Gaan over 9) Gestemdheid van wilskracht 10) Handdrijven 11) Handeldrijven 12) In actie komen 13) Kaartspel 14) Kopen en verkopen 15) Leven 16) Manier van doen 17) Manier van laten doen 18) Manipuleren 1) Ageren 2) Askelen 3) Bedrijven 4) Dealen 5) Dingen 6) Doen 7) Handdrijven 8) Leven 9) Manipuleren 10) Manoeuvreren 11) Marchanderen 12) Onderhandelen 13) Opereren 14) Optreden 15) Pingelen 16) Procederen 17) Scharrelen 18) Uitrichten 19) Uitvoeren 20) Verkopen 21) Verrichten 22) Volgen 23) Werken 
doen, zich gedragen; koopmanszaken doen (toon de herkomst via de etymologiebank)
iets kopen en verkopen vb: hij handelt in oude boeken
doen, behandelen; handel drijven
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Bargoens), stelen.
doen, behandelen - Jaar van herkomst: 1236 (CG I 1, 29 )
(Bargoens, 1914) stelen