happig, begerig, gretig - Voorbeeld: ‘De blote waarheid bleef verdoken in de lessenaar, op de rekenboeken, waar de grijns van de haperige geldschieter achter gluurde’ - Voorbeeld: ‘Hij zelf was niet ijdel of haperig op roem’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0011.php