rook van de haard, van het haardvuur - Voorbeeld: ‘De sleutel draaide in 't slot en de deur draaide hij open. Bij de eerste stap kwam hem ene reuk van heerdrook en verdossemde, bedompte schimmel tegen’ (Langs Wegen 53) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0011.php