hoteldebotel bijv.naamw. Uitspraak: [ hotəldə'botəl ] Afbreekpatroon: ho·tel·de·bo·tel 1) niet in staat om goed te kunnen nadenken Voorbeelden: 'Toen ze hoorden dat ze de hoofdprijs hadden gewonnen, waren ze totaal hoteldebotel.' , 'De poes was hoteldebotel van het speelgoedmuisje.' Synoniemen: : in de war, verward 2)... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hoteldebotel
geheel buiten zichzelf, uitzinnig, zowel als gevolg van een positieve als van een negatieve gemoedstoestand; naargelang van het verband ook: volslagen gek; stapelgek Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/hoteldebotel