de huiseigenaar zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: huis·ei·ge·naar Verbuigingen: huiseigenaars<br>huiseigenaren (meerv.) Verbuigingen: huiseigenaartje (verkleinwoord) iemand die een huis bezit, ongeacht of hij/zij het ook bewoont Voorbeeld: 'De huiseigenaren van deze wijk besloten de koppen bij elkaar te steken.' . Synoniemen: huis... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/huiseigenaar