
zich (in een woning) ingericht hebbende, een huis betrokken hebbende, zich thuis voelende, vertrouwd - Voorbeeld: ‘
Hoor Pierke, zegde zij, we zijn nu groot geworden en we moeten nu ernstig doen lijk ander mensen: dat we nu samen huisgezeten gingen wonen?’ - Voorbeeld: ‘
In de kroon van de schaaiaard is hij zo huisgezeten als een wij...Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0011.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.