het hulpmiddel zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈhʏlpmɪdəl ] Afbreekpatroon: hulp·mid·del Verbuigingen: hulpmiddelen (meerv.) ding waarmee je iets makkelijker kunt doen Voorbeelden: 'Een passer is een hulpmiddel om een cirkel te tekenen.' , 'handige hulpmiddelen voor de thuisklusser' , 'hulpmiddelen bij dyslexie' , 'een hulpmiddel om af te ...
1) Adminiculum 2) Apparaat 3) Ezelsbrug 4) Faciliteit 5) Geneesmiddel 6) Instrument 7) Lapmiddel 8) Leidraad 9) Mediator 10) Medium 11) Redmiddel 12) Remedie 13) Ressource 14) Utiliteit 1) Adminiculum 2) Artrosekruk 3) Attribuut 4) Beugel 5) Blindenstok 6) Bril 7) Ezelsbrug 8) Ezelsbruggetje 9) Faciliteit 10) Geheugensteun 11) Goastok 12) Hoortoestel 13) Hulp 14) Hulpbron 15) Leidraad 16) Looprek 17) Mediator 18) Medium 19) Pekeldotje 20) Prikpen 21) Prothese 22) Redmiddel 23) Remedie 
wat je gebruikt om iets gemakkelijker te kunnen doen vb: we gebruiken een vloerwisser als hulpmiddel bij het schoonmaken
middel om een doel sneller of gemakkelijker te bereiken