immers bijwoord Uitspraak: [ ˈɪmərs ] Afbreekpatroon: im·mers <je zegt dit als je de reden van iets geeft> Voorbeeld: 'Eet maar niet van dat gebak. Je bent immers te dik.' Synoniem: namelijk Synoniemen: bepaald namelijk ongetwijfeld ook tenslotte toch wel zeker 4 definities...
1) Althans 2) Bepaald 3) Bijwoord 4) Dan 5) Doch 6) In elk geval 7) Inderdaad 8) Namelijk 9) Ommers 10) Ongetwijfeld 11) Ook 12) Tenminste 13) Toch 14) Trouwens 15) Voegwoordelijk bijwoord 16) Want 17) Wel 18) Zeker 1) Althans 2) Bepaald 3) Namelijk 4) Nochtans 5) Ongetwijfeld 6) Ook 7) Stellig 8) Tenminste 9) Tenslotte 10) Toch 11) Trouwens 12) Voorzeker 13) Want 14) Wel 15) Zeker 
toch, namelijk (toon de herkomst via de etymologiebank)
toch zeker vb: ik heb het je immers beloofd!
•een logisch verband aangevend met iets dat eerder gezegd is, meestal in een vraag.
bijwoord van modaliteit: toch