impliceren werkw. Uitspraak: [ ɪmpliˈserə(n) ] Afbreekpatroon: im·pli·ce·ren Vervoegingen: impliceerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geïmpliceerd (volt.deelw.) noodzakelijk zo zijn als iets anders het geval is Voorbeeld: 'Dat ze dit probleem kon oplossen, impliceert dat ze intelligent is.' Synoniemen: : inhouden, betekenen,... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/impliceren