individueel bijv.naamw. Uitspraak: [ ɪndividyˈwel ] Afbreekpatroon: in·di·vi·du·eel van of voor ieder afzonderlijk Voorbeeld: 'Naast groepsreizen zijn er ook individuele rondreizen.' Synoniem: persoonlijk Synoniemen: afzonderlijk apart los particulier personeel persoonlijk 
1) Afzonderlijk 2) Los 3) Particulier 4) Op zichzelf 5) Persoonlijk 6) Apart 
Voor één bepaald persoon.
Engels:Individual afzonderlijk
afzonderlijk
van of voor iedere persoon afzonderlijk vb: hier krijgt elke leerling individueel les
•afzonderlijk, op zichzelf.
Individueel is wat ieder afzonderlijk doet. [basiswoordenlijst groep 7]