afzonderlijk bijv.naamw. Uitspraak: [ ɑfˈsɔndərlək ] Afbreekpatroon: af·zon·der·lijk elk op zich Voorbeeld: 'de afzonderlijke afleveringen van een tijdschrift' Synoniem: apart Synoniemen: afgezonderd alleenstaand apart bijzonder geïsoleerd gescheiden individueel los losstaand op zichzelf staand separaat terzijde vaneen vrijstaand 5...
1) Afgezonderd 2) Alleen 3) Alleenstaand 4) Apart 5) Bijwoord 6) Bijzonder 7) Elk voor zich 8) Geïsoleerd 9) Gescheiden 10) Gesepareerd 11) Hoofdelijk 12) Individueel 13) Los 14) Losstaand 15) Particulier 16) Privatim 17) Pro viribus 18) Separaat 19) Solitair 20) Terzijde 21) Uit elkaar 22) Vaneen 
op zichzelf staand (toon de herkomst via de etymologiebank)
gescheiden van anderen of iets anders vb: zij gaan altijd afzonderlijk op vakantie Synoniem: apart
1) op zichzelf beschouwd; opzichzelfstaand; apart 2) van andere soortgelijke zaken of personen onderscheiden of afgescheiden door een bijzonder karakter; speciaal; bijzonder; specifiek 3) afgescheiden van andere personen of zaken en bestemd voor een bepaalde groep of een bepaald individu; eigen 4) door een persoon of en...
•op zichzelf staand.
op zichzelf staande