inrijden werkw. Uitspraak: [ 'ɪnrɛidə(n) ] Afbreekpatroon: in·rij·den Vervoegingen: reed in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingereden (volt.deelw.) (iets nieuws of jongs) zo behandelen dat die geschikt wordt voor gebruik Voorbeelden: 'Je nieuwe auto inrijden moest vroeger wel, maar nu niet meer.' , 'een jong paard inrijden' Syn... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/inrijden