inroepen werkw. Uitspraak: [ 'ɪnrupə(n) ] Afbreekpatroon: in·roe·pen Vervoegingen: riep in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingeroepen (volt.deelw.) 1) verzoeken om (hulp) Voorbeelden: 'de hulp van de wegenwacht inroepen als je met pech langs de weg staat' , 'de bemiddeling van een vertrouwenspersoon inroepen als je baas ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/inroepen