invorderen werkw. Uitspraak: [ 'ɪnvɔrdərə(n) ] Afbreekpatroon: in·vor·de·ren Vervoegingen: vorderde in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingevorderd (volt.deelw.) 1) officieel eisen dat (een schuld) betaald wordt Voorbeeld: 'het invorderen van openstaande belastingschulden' 2) officieel afpakken Voorbeel...
1) Betaling eisen 2) Eisen 3) Heffen 4) Inmanen 5) Innen 1) Eisen 2) Inmanen 3) Innen 4) Vorderen 
incasso: het nemen van maatregelen tegen een schuldenaar ter verkrijging van een vordering. ...