isoleren werkw. Uitspraak: [ izoˈlerə(n) ] Afbreekpatroon: iso·le·ren Vervoegingen: isoleerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geïsoleerd (volt.deelw.) 1) materiaal zo aanbrengen dat kou, warmte of geluid minder goed naar binnen of naar buiten kunnen Voorbeeld: 'je huis isoleren om energie te besparen' 2) zo... Gevonden op https://woorden.org/woord/isoleren
Def.: inrichtingsprincipe gericht op het realiseren van een goede waterkwaliteit met als karakteristiek dat gebieden met een bijzondere (positieve of negatieve) waterkwaliteit geheel van hun omgeving worden afgezonderd.
Gevonden op https://aquo.nl/index.php/Categorie:Geldige_begrippen
Inrichtingsprincipe gericht op het realiseren van een goede waterkwaliteit met als karakteristiek dat gebieden met een bijzondere (positieve of negatieve) waterkwaliteit geheel van hun omgeving worden afgezonderd.
Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10624
iemand of iets apart houden vb: dat eiland is erg geïsoleerd Synoniem: afzonderen het bedekken zodat er geen warmte, kou, geluid etc. door kan vb: zijn de muren van dit huis wel geïsoleerd? Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/
•afsluiten van alle toegang. • [scheikunde] een bepaalde stof in zuivere vorm in handen zien te krijgen door deze te scheiden van alle andere stoffen in een mengsel. •elektrisch contact onmogelijk maken. •warmteuitwisseling voorkomen of verminderen. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/isoleren