het jaargetijde zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈjarxətɛidə ] Afbreekpatroon: jaar·ge·tij·de Verbuigingen: jaargetijden (meerv.) elk van de periodes van drie maanden in een kalenderjaar: lente, zomer, herfst, winter Voorbeeld: 'De winter is een koud jaargetijde.' Synoniem: seizoen Synoniemen: herfst seizoen 7 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/jaargetijde
(ook: seizoen) Jaarlijks terugkerende periode waarin het weer bepaalde kenmerken vertoont. Een belangrijke oorzaak van het ontstaan van seizoenen is de draaiing van de aarde gecombineerd met de schuine stand van de aardas. De rotatieas van de aarde maakt een hoek van 66°33' ten opzichte van de zon. Deze stand blijft gedurende de gehele omloop v...... Gevonden op http://home.kpn.nl/neele050/woordenboek/J.html
elk van de perioden waarin het jaar wordt verdeeld vb: in welk jaargetijde vallen de bladeren van de bomen? Synoniem: seizoen Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=jaargetijde
jaarlijkse mis voor afgestorvenen (VD) - Voorbeeld: ‘De Maandag zet in met een plechtig jaargetijde in de kerk voor de overleden parochianen, waar alle inwoners weeral op hun tiekebest gekleed, aan houden te offeren te gaan’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0013.php