jengelen werkw. Afbreekpatroon: jen·ge·len Verbuigingen: jengelde Vervoegingen: gejengeld (volt.deelw.) 1) enz. 2) tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: 'Zin met het jengelen in de tweede betekenis erin.' 3) zeuren, zaniken, jammeren, tot last zijn Voorbeeld: 'Die kinderen jengelen de hele dag.' .... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/jengelen