jammeren werkw. Afbreekpatroon: jam·me·ren Verbuigingen: jammerde Vervoegingen: gejammerd (volt.deelw.) klagende, huilende geluiden maken Voorbeeld: 'Zij jammerde dat haar geld gestolen was.' . Synoniemen: jeremiëren weeklagen 3 definities...
1) Jeremiëren 2) Keren 3) Kermen 4) Klagen 5) Krijsen 6) Lamenterem 7) Lamenteren 8) Morren 9) Piepen 10) Tjanken 11) Treuren 12) Urmen 13) Verzuchten 14) Weeklagen 15) Jengelen 1) Jeremiëren 2) Kermen 3) Klagen 4) Kreeuwen 5) Krijsen 6) Lamenteren 7) Luidkeels klagen 8) Tjanken 9) Treuren 10) Urmen 11) Weeklagen 12) Zich beklagen 
(Amsterdams) zeuren
klagende, huilende geluiden maken vb: zij zat maar te jammeren dat haar voeten zo zeer deden
janken, klagen