de juffer zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: juf·fer Verbuigingen: jufferen<br>juffers (meerv.) Verbuigingen: juffertje (verkleinwoord) 1) juffrouw 2) blok met inkepingen en drie of vier gaten waar de talrepen door lopen 3) libelle, libel . Synoniemen: jongedame juffrouw libel waterjuffer 9 def...
1) Bedwarmer 2) Deel van een steiger 3) Funderingspaal 4) Glazenmaker 5) Heipaal 6) Huwbaar meisje 7) Insect 8) Joffer 9) Jonge dame 10) Jongedame 11) Juffrouw 12) Lange paal 13) Libel 14) Metselaarsgereedschap 15) Opzetstuk op een heipaal 16) Rieten pop 17) Straatstamper 18) Vrouwelijk wezen 19) Waternimf 1) Begijn 2) Deern 3) Jongedame 4) Libel 5) Opzetstuk 6) Rafeling 7) Steigerpaal 8) Straatstamper 9) Waternimf 10) Zolderrib 
rond blok met bolle zijden gevat in een touwstrop of in een ijzeren beslag. Aan boord van een schip gebruikt voor het stijf zetten van staand want [ook: jufferblok].
juffrouw (toon de herkomst via de etymologiebank)
Over een gedeelte van de lengte beslagen spar, als rondhout uit de Oostzee landen ingevoerd, vooral voor steigerpalen en jufferkappen. Ook gebruikt als dunne heipalen. De lengten lopen van 15 tot 30 voet (4-8 m.) Vgl. spoor.
Over een gedeelte van de lengte beslagen spar, als rondhout uit de Oostzee landen ingevoerd, vooral voor steigerpalen en jufferkappen. Ook gebruikt als dunne heipalen. De lengten lopen van 15 tot 30 voet (4-8 m.) Vgl. spoor.
katrol voor het oprollen van scheepstouwen; lange dennenstam
1> een gestropt rond blok zonder schijven, maar met drie, soms ook vier, verspreid geplaatste, gaten. Verkorting van jufferblok. 2a> bepaalde houtmaat; zie bij spier. b> hefboom waarmee men een kaapstander ronddraait. Zie ook handspaak en windboom. 3> mogelijk bepaald soort visnet. Voorkomend in een zestiende-zeventiende eeuwse Willekeur ...
Let op: Spelling van 1914 Zie ODONATA.
Uit `De lagere vaktalen: Taal der bouwbedrijven` 1914 een stellinghout.
Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 lange staak.
(1) Kabbeling van het zeewater bij ebstroom. (2) Jufferblok.