grijs bijv.naamw. Uitspraak: [ xrɛis ] 1) met de kleur van een olifant Voorbeeld: 'grijs haar' in het grijze verleden (heel lang geleden) 2) niet zoals het hoort, maar ook niet echt verboden Voorbeelden: 'het grijze circuit' , 'de grijze economie' 3) een grijze muis (een oninteressant, saai persoon...
1) Bedekt 2) Al te erg 3) Columnist 4) Oeroud 5) Aloud 6) Lichtgrauw 7) Kleur haar 8) Licht van haar 9) Leikleurig 10) Asgrauw 11) Kleur 12) Grauw 13) Flauwe kleur 14) Grauwe kleur 15) Grauwkleurig 16) Grijsharig 17) Bar 18) Schier 19) Haarkleur 20) Eeuwenoud 
lichtgrauw
lichtgrauw:
licht loodkleurig, grauw (toon de herkomst via de etymologiebank)
lichtgrauw: kijk voor een overzicht van "Oud Hollandse" kleuren onder aan het artikel Schilderen - Verven of beitsen van hout.
'Grijs' is elke achromatische ('kleurloze') kleur met een intensiteit tussen die van wit en van zwart. In de subtractieve kleurmenging is grijs een mengsel van zwart en wit.
•de kleur tussen wit en zwart. • [kleur] de kleur grijs hebben.
lichtgrauw; grijze kleur
GRIJZE VLOOT : de schepen die in de cementvaart zaten. GRIJS WATER : licht verontreinigd huishoudelijk afvalwater. Zie verder, ook voor samenstellingen bij grijswater e.d.
Verwijst naar een aardewerkstijl die op grote schaal werd geproduceerd in het oude Rome. De stijl kenmerkt zich door een grijze of bruingrijze kleur en relatief eenvoudige ontwerpen die vaak in kleine ateliers werden vervaardigd