kammen werkw. Uitspraak: [ 'kɑmə(n) ] Afbreekpatroon: kam·men Vervoegingen: kamde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gekamd (volt.deelw.) (haar) met een kam (1) netjes maken Voorbeelden: 'Heb je je haar gekamd en je tanden gepoetst?' , 'de hond kammen' 4 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/kammen
Uit `De lagere vaktalen: De molenaarstaal` 1914 het raken van den kam van het kamwiel aan de spillen van de lanteern des molens. - De voormeulen kamt te veel: de kam gaat te verre in de lanteerne.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10742
Opstaande richels die verticaal van de voor- naar de achterkant van de schedel van de helm lopen, en daardoor bijdragen aan de sterkte en degelijkheid en een beter afschampvlak bieden Gevonden op https://www.ksart.nl/term/kammen