de karavaan zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ karaˈvan ] Afbreekpatroon: ka·ra·vaan Verbuigingen: karavanen (meerv.) groep reizende mensen of rijdende voertuigen Voorbeelden: 'Een karavaan van vrachtwagens reed door het dorp.' , 'We staan te wachten op de karavaan wielrenners.' Synoniem: stoet Synoniemen: stoet 
1) Grote troep 2) Woestijnkonvooi 3) Vervoer met behulp van dieren 4) Gevolg 5) Handelstrein 6) Konvooi 7) Sleep 8) Groep handelsreizigers 9) Groep reizigers 10) Groot reizend gezelschap 11) Groot gezelschap 12) Groep reizigers in de woestijn 13) Stoet 14) Gezelschap van oosterse kooplieden 15) Lange stoet 
troep kameelrijders
Let op: Spelling van 1858 reistrein, handelstogt; een woord, waardoor men een groot gezelschap reizende kooplieden in het Oosten verstaat. Zie caravanserais
groep reizigers die op kamelen door de woestijn trekt vb: de karavaan vertrok rond het middaguur
•groep reizigers. (+audio)
troep kameelrijders
Een karavaan is een colonne. [basiswoordenlijst groep 6]