armzalig, ongelukkig, ziekelijk, zwak; opgekrompen van koude of ouderdom - Voorbeeld: ‘Bertje, Fonske en d'anderen bleven staan zien van ver op dat herenkind met zijn schoon costuum en zijn mager, katijvig wezentje’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php