
De titel ‘Kleengedichtjes’, die nu algemeen verbreid is, is niet de eerste die Gezelle aan zijn verzameling van 33 (vanaf 1881 werden dat er 99) korte gedichten heeft gegeven. De eerste naam die Gezelle eraan gaf is “Album-blâren. Behelsende gedichten bloemen stemmingen der natuur en des herten lichtprinten schetsen Dichtwisseling, enz.”. Deze werktitel vermeldt hij in een brief aan Eugène Van Oye in maart 1859. In tweede instantie spreekt Gezelle ook van ‘nageldichtjes’ en ‘nageldeuntjes’. Hij refereert hiermee aan de Engelse schilder W. Hogarth, ‘die soms vluchtig met zijn potlood iets schetste op zijn nagels om het later thuis te kunnen uitwerken.’ Gezelle voelt blijkbaar verwantschap met het onverhoeds getroffen worden tijdens een natuurwandeling (iets wat inderdaad vaak in zijn gedichtjes centraal staat). De term Kleengedichtjes tenslotte verbindt deze liefde voor het plotse en momentane met een religieus aspect. ‘Kleengedichtjes’ houdt een verwijzing in naar ‘Kleengebedjes’, korte gebeden die men voor de ‘lering’ opzei, maar die tot Gezelles spijt in 1860 in onbruik waren geraakt. Zie
http://www.zaan.be-lib-teksten-kleengedichtjes.php...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10593
Geen exacte overeenkomst gevonden.