activeren werkw. Uitspraak: [ ɑkti'verə(n) ] Afbreekpatroon: ac·ti·ve·ren Vervoegingen: activeerde (verl.tijd ) Vervoegingen: heeft geactiveerd (volt.deelw.) 1) zorgen dat iets werkt Voorbeeld: 'je OV-chipkaart activeren' Antoniem: deactiveren 2) actiever laten worden Voorbeelden: 'werklozen activeren om werk te...
1) Aanmoedigen 2) Aansporen 3) Aanvuren 4) Aanwakkeren 5) Actief maken 6) Beschikbaar maken 7) Bespoedigen 8) Bezielen 9) In werking stellen 10) Mobiliseren 11) Opleven 12) Oppeppen 13) Opstarten 14) Opwekken 15) Reanimeren 16) Stimuleren 17) Verlevendigen 18) Werkzaam maken 1) Aanmoedigen 2) Aansporen 3) Aanwakkeren 4) Bezielen 5) Mobiliseren 6) Opleven 7) Oppeppen 8) Opvoeren 9) Opwekken 10) Reanimeren 11) Stimuleren 12) Verlevendigen 13) Versterken 14) Aanzetten 
aanwakkeren (toon de herkomst via de etymologiebank)
Uitgaven die gedaan zijn opvatten als investeringen en om die reden opnemen bij de posten op de debetzijde van de balans. Dus uitgaven opnemen bij de activa, zodat ze in de loop van de tijd afgeschreven kunnen worden. Inmiddels staan ze als kapitaal op de balans vermeld. Voorbeelden zijn uitgaven voor de installatie van machines, of uitgaven voor ....
zorgen dat iemand meedoet of zich meer inzet vb: hij is zo sloom, je moet hem wat activeren!
• [ov] werkzaam maken.
Engels:Activate werkzaam maken
werkzaam maken 
Werkzaam maken, Inactiveren, onwerkzaam maken Werkzaam maken, Inactiveren, onwerkzaam maken
(1) Iets in gang zetten, zoals een proces of een activiteit. (2) Iets werkend maken zoals een alarminstallatie of een internetaccount; (3) Uitgaven opnemen op de balans.
Het op spanning brengen van een beugel.