
de kleinhandelaar zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: klein·han·de·laar Verbuigingen: kleinhandelaren<br>kleinhandelaars (meerv.) Verbuigingen: kleinhandelaartje (verkleinwoord) 1) een handelaar die zijn producten aan consumenten verkoopt. Voorbeeld: 'De kleinhandelaar koopt zijn goederen van de groothandelaar.' 2)
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/kleinhandelaar

1) Detailhandelaar 2) Detaillist 3) Hoetelaar 4) Neringdoende 5) Winkelier 6) Zakenman
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Kleinhandelaar/1

1) Detailhandelaar 2) Detaillist 3) Kruidenier 4) Middenstander 5) Neringdoende 6) Opkoper 7) Parlevinker 8) Retailer 9) Sjacheraar 10) Winkelier
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Kleinhandelaar/1
1) iemand die voor zijn beroep waren in kleine hoeveelheden of aantallen direct verkoopt aan particuliere verbruikers; detailhandelaar; ook: het beroep van kleinhandelaar
2) bedrijf dat zich toelegt op de kleinhandel; kleinhandelsbedrijf
Gevonden op
https://anw.ivdnt.org/article/kleinhandelaar
Geen exacte overeenkomst gevonden.