vlug, lenig, behendig, soepel - Voorbeeld: ‘Maar terwijl de jonkheden nog, verwachtend uitzagen, sprong het klibber spook op, liep vlug huppelend, als een kalveken en duwde twee klinkende kussen op moeders wang’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php