de klokslag zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'klɔkslɑx ] Afbreekpatroon: klok·slag Verbuigingen: klokslagen (meerv.) keer dat een klok op het hele uur een belgeluid laat horen klokslag drie uur (precies om drie uur) 'Klokslag drie uur begon de wedstrijd.' 2 definities...
1) Heel uur 2) Het slaan van een uurwerk 3) Precies op tijd 4) Precies tijdstip 1) Precies 2) Tik 
: geluidssein dat met de scheepsbel gegeven wordt. Ook belslag genoemd.