de knul zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ knʏl ] Verbuigingen: knullen (meerv.) jongen Voorbeeld: 'Wat een leuke knul!' Synoniemen: gast goser gozer jong ker kerel knaap knakker man slungel vent 6 definities...
1) Bink 2) Boy 3) Gast 4) Gozer 5) Joch 6) Jong 7) Jonge man 8) Jonge vent 9) Jongeman 10) Jongen 11) Jongen (volkstaal) 12) Kalefakker 13) Kerel 14) Knaap 15) Knakker 16) Lap 17) Lomperd 18) Man 19) Mannelijk persoon 20) Mannetje 21) Opgeschoten jongen 22) Opgeschoten jongmens 23) Pummel 24) Slungel 1) Bink 2) Gast 3) Gozer 4) Joch 5) Jongeman 6) Jongen 7) Kerel 8) Knakker 9) Loeris 10) Loeris 11) Lomperd 12) Lummel 13) Man 14) Manneke 15) Snuiter 16) Stumper 17) Sukkel 18) Vent 
jongen, kerel (toon de herkomst via de etymologiebank)
kind van mannelijk geslacht vb: wat een lekkere knul is jouw broer toch! Synoniemen: jongen boy knaap Tegenstellingen: meisje meid griet
Gozer
jongen
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Bargoens), vent; wiedensche knul = domme vent.
jongen
[Bargoens, boeventaal] vent. Die knul, die de knaken (rijksd.) maakt, was bijna geschaakt (gesnapt).