traan, het wenen, huilen, schreien - Voorbeeld: ‘Ze stonden te wachten zonder te druven vragen of zeggen wat er hun scheelde, met de krijs gereed op de lippen’ - Voorbeeld: ‘Hij vertelde er al stamelend, in verwarde woorden, met de krijs in de keel, al wat hij uitgestaan en doorleden had’ (Langs Wegen 209) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php