
lanteren en lullen, slap en traag werken, treuzelen, prutsen - Voorbeeld: ‘
Het beviel hem beter hier alleen rond te slenteren in de velden en op 't hof. 't Werd er zo stil dan en rustig overal rond die tijd. Daar bleef hij soms staan lanterlullen onder een boom’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0015.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.