leggen werkw. Uitspraak: [ ˈlɛxə(n) ] Afbreekpatroon: leg·gen Vervoegingen: legde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gelegd (volt.deelw.) 1) zorgen dat iets ergens ligt, of plaatsen Voorbeelden: 'Leg de krant maar op tafel.' , 'tegels leggen' 2) (van dieren) (een ei) uit het lichaam laten komen Voorbeelden: ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/leggen
Een jonge hen van ongeveer 18 weken oud, de leeftijd waarop de vogel kan beginnen te leggen. Je eerste ei kan dan toch nog wel vier weken op zich laten wachten.
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10935