de loopplank zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'loplɑŋk ] Afbreekpatroon: loop·plank Verbuigingen: loopplanken (meerv.) voorziening om van een schip op de wal te komen of omgekeerd Voorbeeld: 'een aluminium loopplank met een stroef loopoppervlak' Synoniemen: loopbrug 6 definities...
1) Bruggetje 2) Deel van een schip 3) Evenwichtsbalk 4) Loopbrug 5) Loopgang 6) Passerelle 7) Plank tussen wal en schip 8) Rechter 9) Scheepstoebehoren 10) Scheepstrap 11) Scheepsuitrusting 12) Valreep 13) Verbinding tussen wal en schip 14) Walverbinding 1) Loopbrug 2) Loopgang 3) Valreep 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Loopplank``] Zie Dek
plank die wordt neergelegd om uit een vaartuig op de wal te komen of omgekeerd
houten plank waarover men van en aan boord kan komen of een gelijkwaardige constructie van aluminium. Ook landgang, gangplank, of slechts plank genoemd. [ Uitdrukkingen ] Zie ook afgangbrug, bokplank, loopbrug, richter.
Gangway. Constructie langszij een schip om het voor de passagiers mogelijk te maken aan boord te gaan
Platforms of promenades die zijn opgetrokken boven onvoltooide delen van een gebouw om toegang te verschaffen aan arbeiders en materiaaldragers