loten werkw. Uitspraak: [ ˈlotə(n) ] Afbreekpatroon: lo·ten Vervoegingen: lootte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geloot (volt.deelw.) beslissen door het toeval uit een beperkt aantal mogelijkheden een keus te laten maken Voorbeeld: 'Toen moeder overleed, hebben mijn zus en ik geloot om haar verlovingsring.' Synoniemen: verloten 3...
1) Beslissen bij loting 2) Door het lot laten beslissen 3) Door het toeval laten beslissen 4) Een lot trekken 5) Een nummer trekken 6) Enten 7) Het toeval laten beslissen 8) Iets door het lot laten beslissen 9) Kansspel 10) Lossen 11) Toeval laten beslissen 12) Tossen 13) Trekken 14) Trekken voor prijzen 1) Enten 2) Tossen 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Loten``] Bij de conscriptie (zie Weerstelsel) worden vooreerst alle degenen, die wegens onvoldoende lengte of andere ligchaamsgebreken ongeschikt voor de dienst zijn, afgescheiden; is dan de voorhanden voorraad aan dienstpligtigen nog grooter dan de behoefte, dan moeten zij loten; degenen die de ...
door het lot laten beslissen (toon de herkomst via de etymologiebank)
de beslissing laten afhangen van het toeval vb: wij hebben erom geloot wie mee mocht
door het lot krijgen, uit een loterij trekken