de maneschijn zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'manəsxɛin ] Afbreekpatroon: ma·ne·schijn schijnsel van het zonlicht dat door de maan wordt weerkaatst Voorbeeld: 'een romantische wandeling in de maneschijn' Spreekwoorden en zegswijzen • rozengeur en maneschijn (=totaal geluk) Naar de spreekwoorden 
1) Schijn 2) Licht van maan 3) Schijnsel van een hemellichaam 4) Maan 5) Maanlicht 6) Nachtschijnsel 
•Het door de maan weerkaatste licht dat op de aarde schijnt, maanlicht.
schijnsel van de maan
Maneschijn is het licht van de maan of liever het door de zon beschenen zichtbare deel van de maan. [basiswoordenlijst groep 4]