
meerijden werkw. Uitspraak: [ 'merɛidə(n) ] Afbreekpatroon: mee·rij·den Vervoegingen: reed mee (verl.tijd enkelv.)
1) samen met iemand anders een afstand rijdend afleggen, al dan niet als passagier Vervoegingen: is meegereden (volt.deelw.) Voorbeelden: 'Als je via het station fietst, rijd ik een stukje met je mee.' , 'Kan ik mor...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/meerijden

1) Liften
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Meerijden/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.