mekkeren werkw. Afbreekpatroon: mek·ke·ren Verbuigingen: mekkerde Vervoegingen: gemekkerd (volt.deelw.) 1) iemand zingend in slaap wiegen Voorbeeld: 'Zijn moeder moest hem altijd rustig mekkeren, anders bleef hij de hele nacht wakker.' 2) zeuren Voorbeeld: 'Zit toch niet zo te mekkeren en eet je eten op!' 3) Gevonden op https://www.woorden.org/woord/mekkeren