de meneer zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ mə'ner ] Afbreekpatroon: me·neer Verbuigingen: meneren (meerv.) wat je zegt als je op een beleefde manier tegen of over een man spreekt Voorbeelden: 'Dank u wel, meneer.' , 'Dag meneer, mag ik u iets vragen?' Synoniemen: heer 
1) Aanspreekvorm 2) Heer 3) Aanspreektitel 4) Mijnheer 5) Titulatuur 6) Man 7) Manspersoon 
aanspreektitel voor een man, aanvankelijk van hoge rang
aanspreektitel voor een man (toon de herkomst via de etymologiebank)
mannelijke volwassen persoon vb: er is een meneer aan de deur Synoniemen: heer man mijnheer Tegenstellingen: mevrouw vrouw
'Meneer' is een aanspreektitel en predicaat voor een volwassen persoon van het mannelijk geslacht. In de derde persoon komt ook 'de heer' voor.
•een formele manier om een man aan te spreken. •een nette man.
aanspreektitel voor een man