menora zelfst.naamw. (de) Afbreekpatroon: me·no·ra Verbuigingen: menora's<br />(menorot) (meerv.) Verbuigingen: menoraatje (verkleinwoord) 1) kandelaar met zeven armen (een van de symbolen van Israël; Ex. 25:31-40) 2) chanoekakandelaar (zie: Chanoeka) met acht armen plus een extra arm voor het licht waarmee de a... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/menora
(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) (Hebr.): luchter, lamp. Vooral gebruikelijk van het acht-armige stallicht, op 't Israël. Inwijdingsfeest (Chanoeka)
Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10740