het nadeel zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈnadel ] Afbreekpatroon: na·deel Verbuigingen: nadelen (meerv.) ongunstig gevolg van Voorbeeld: 'nadeel ondervinden van de verbouwingswerkzaamheden' Antoniem: voordeel in het nadeel zijn (in een minder gunstige positie zijn) Synoniemen: gebrek schade schaduwzijde verlies voordeel (antoniem) Intensiver...
1) Kapitaalverlies 1) Achterdeel 2) Afbreuk 3) Benadeling 4) Bezwaar 5) Detriment 6) Drawback 7) Gebrek 8) Hinder 9) Keerzijde 10) Maar 11) Min 12) Minpunt 13) Mispunt 14) Negatieve eigenschap 15) Ongunstige toestand 16) Scha 17) Schade 18) Schade verlies 19) Schaduwkant 20) Schaduwzijde 21) Strop 22) Tegen 23) Tegenslag 1) Afbreuk 2) Averij 3) Bezwaar 4) Damnum 5) Deficit 6) Derving 7) Desavantage 8) Detriment 9) Gebrek 10) Gemis 11) Handicap 12) Keerzijde 13) Knauw 14) Koersdaling 15) Kwade 16) Letsel 17) Min 18) Minpunt 19) Neep 20) Pech 21) Perte 22) Prejudice 23) Scha 24) Schade 25) Schaduwkant 26) Schaduwzijde 
schade (toon de herkomst via de etymologiebank)
waardoor het niet ideaal is vb: het is wel een nadeel dat je zo ver weg woont Synoniem: bezwaar Tegenstellingen: voordeel plus [3]
•ongunstige eigenschap. •verlies.
schade